Verbind jij jouw expertise graag aan unieke uitdagingen in de bouw, infra en vastgoed?

Al sinds 2012 doen we als Brink onderzoek naar adaptief vermogen. Inmiddels hebben we ook de vernieuwde Nederlandse methodiek adaptief vermogen gelanceerd, samen met DGBC, WE adviseurs en OMRT. We zien tegenwoordig steeds meer vragen over adaptief vermogen uit de praktijk. Tijd om wat dieper in het onderwerp te duiken. Annabel Jansen en Liesbeth Rohder, adviseurs bij Brink, nemen ons mee.

Er is momenteel in de markt veel aandacht voor duurzaamheid en circulariteit. “Bij verduurzaming en de bouw kijken we momenteel vooral naar de huidige wettelijke eisen”, vindt Annabel: “Bij verduurzaming in de bouw denken we meestal aan energie- en materiaalgebruik. Maar het meest duurzame is een gebouw zo lang mogelijk gebruiken, in plaats van om de paar jaar slopen en nieuwbouwen. We moeten dus nu al rekening houden met toekomstige eisen en aanpasbaarheid.”

Aanpassingen in het ontwerp…

Liesbeth vult aan: “Hergebruik in de bestaande vorm is één van de eerste stappen op de R-ladder voor circulariteit. Re-use, oftewel hergebruik van een gebouw als geheel, is veel beter dan slopen en materialen hergebruiken in een ander gebouw (Repurpose). Gebouwen ontwikkelen die geschikt zijn voor herindeling of herbestemming is dus een belangrijk onderdeel van circulariteit.”

“Adaptief vermogen moet je, net als andere duurzame keuzes, eigenlijk al in het ontwerpproces meenemen”, aldus Annabel. Klinkt logisch, maar de grootste uitdaging blijft de bestaande gebouwvoorraad. Want gebouwindicatoren met een lange levensduur, zoals verdiepingshoogte of draagvermogen van de constructie, zijn na de bouw vaak moeilijk (en duur) om aan te passen en dus bepalender voor het adaptief vermogen.

…en op natuurlijke vervangingsmomenten

“Gelukkig zijn er ook mogelijkheden om het aanpasbaar vermogen in bestaande gebouwen te verbeteren”, gaat Annabel verder. “Als je de indeling toch verandert, kies dan bijvoorbeeld voor demontabele binnenwanden. Dan blijft de indeling flexibel.” Liesbeth gaat verder: “Bij transformatie van een gebouw, in plaats van sloop en nieuwbouw, kun je bijvoorbeeld ook de gevel aanpassen voor meer daglichttoetreding. Zo maak je op natuurlijke vervangingsmomenten adaptieve keuzes.”

Huidige flexibiliteit én verbeterkansen

Maar hoe maak je op die momenten de juiste afweging? Het begint bij weten hoe adaptief jouw gebouw nu is. Inzicht krijgen in de huidige flexibiliteit, dus. De flexibiliteitsscan, die we ontwikkelden samen met diverse publieke en private partijen, kan daarbij helpen. Het mooie is dat deze scan ook weer (grotendeels) aansluit op de vernieuwde methodiek adaptief vermogen.

Aan de hand van gebouwindicatoren, zoals verdiepingshoogte, constructie en lichtinval, wordt duidelijk in hoeverre (het ontwerp van) het gebouw aan de flexibiliteitseisen voldoet. Wanneer je weet hoe het er voor staat, wil je natuurlijk ook weten hoe het nog beter kan. Samen kijken we naar de indicatoren en identificeren we de verbeterkansen.

Gebouwflexibiliteit is daarin geen doel op zich. We houden rekening met de daadwerkelijke behoefte aan flexibiliteit. Als je weet dat je gebouw in de komende twee gebruiksperioden (> 15 jaar) niet veel gaat veranderen, heeft het geen zin om deze extreem flexibel te maken. Naast de verbeteropties, kijken we dus ook naar mogelijke toekomstscenario’s voor het gebruik van het gebouw.

Gebouwen met toekomstwaarde

Zo krijg je niet alleen inzicht in de huidige stand van zaken, maar weet je ook precies wat de volgende stappen moeten zijn. Zodat je concreet aan de slag kunt met het adaptieve vermogen van jouw gebouw. Want gebouwen die in gebruik zijn en blijven, ook als de eisen veranderen, dát zijn gebouwen met toekomstwaarde.

Ben je benieuwd hoe je aan de slag kunt met het adaptieve vermogen van jouw gebouw? Annabel en Liesbeth kijken graag met je mee.